De geschiedenis van de Ragdoll


De geschiedenis van de Ragdoll begint rond 1963 toen Ann Baker in Riverside Californië bijzondere eigenschappen ontdekte bij de kittens van de witte angora-achtige poes ‘Josephine’ van haar buurvrouw. Deze poes is de stammoeder van de Ragdoll. De legende vertelt dat Josephine sinds ze was aangereden door een auto door ‘verandering van genetisch materiaal’ ineens alleen nog maar kittens met een vriendelijk, rustig karakter kreeg die zich totaal konden ontspannen, ongevoelig waren voor pijn en geen angst kenden. Natuurlijk is het onmogelijk dat genen worden gewijzigd door een uitwendige oorzaak, maar het was een mooi verhaal.

Ann Baker leende kinderen van Josephine met deze bijzondere eigenschappen van de buurvrouw om daarmee een nieuw ras te kunnen opbouwen, de een zag eruit als een Heilige Birmaan, de ander meer als een Pers, de vaders waren vaak onbekend. Vanwege hun ontspannen knuffelig karakter noemde ze het nieuwe ras Ragdoll, lappenpop. Haar cattery gaf ze de naam van een beroemde Amerikaanse lappenpop, Raggedy Ann.

In 1975 heeft Ann patent aangevraagd op haar Ragdolls en sindsdien moest iedereen die Ragdolls wilde fokken zich houden aan de strenge fokreglementen van Ann Baker. Later zijn er wel fokkers in geslaagd zich af te splitsen van de stamboekorganisatie van Ann Baker, de International Ragdoll Cat Association (IRCA) en deze vormden deRagdoll Fanciers Club International (RFCI).